Ruis

Frank duwde de deur van hun bar open en zag dat zijn vriend er al zat. Elke ochtend ontmoetten ze elkaar hier om te ontbijten voordat ze ieder naar hun werk vertrokken. Maar vanochtend had Sam hem opgebeld en erop gestaan dat hij hem nu in alle vroegte moest spreken. Normaal klonk hij al nerveus, maar door de toon van het telefoongesprek besefte hij dat het vanochtend menens was.
Hij schoof aan.
“Goedemorgen. Wat zie jij er uit, zeg. Maak je nog wel gebruik van de bandjes die ik je gegeven heb?”
Nee, er kon vanochtend geen lachje vanaf. Met holle ogen keek Sam hem aan. Hij had wel meer last van slapeloze nachten. Daarom had hij hem een paar cassettebandjes cadeau gegeven waarop niets anders dan ruis stond. Sam woonde midden in het centrum en had vaak last van de mensen die ‘s nachts langs liepen. Door bij het slapen gaan een cassette met ruis op te zetten werden de straatgeluiden gemaskerd, zodat hij gemakkelijker in slaap kon vallen.
“Die cassettes, waar heb je die vandaan?”

 

Het was die nacht weer onrustig op straat. Door het mooie weer zaten de terrasjes nog tot laat vol en onder zijn raam liepen de mensen vrolijk van het ene naar het andere barretje. Sommige mensen hoefden waarschijnlijk niet de volgende ochtend om half negen op hun werk te verschijnen. Hij pakte het cassettebandje uit het doosje en liep gapend naar zijn slaapkamer. Verdorie, nu liet hij het vallen. Het plastic omhulsel van het bandje klapte op de harde vloer en brak open. Zuchtend raapte hij de beide helften op. Voordat hij in bed kon kruipen zou hij het bandje eerst moeten repareren. Hij had nog enkele andere cassettes met ruis, maar dit was het enige 45-minuten bandje en hij voelde dat het hem vanavond niet zou lukken binnen een half uur in slaap te vallen. De spoeltjes met de magneetband waren uit de cassette gesprongen. Voorzichtig veegde hij de zwarte band die een eind afgewikkeld was op. Dat werd weer een hele klus om ze netjes opgerold te krijgen, dacht hij geërgerd.

Een half uur en een hoop gepruts later plakte hij het laatste stukje plakband rond de cassette en kon hij het eindelijk in zijn walkman stoppen. Buiten liep een veel te luid uitgevoerd gesprek voorbij, maar hij zette zijn koptelefoon op en zonk tevreden in zijn kussen.
Hij opende zijn ogen weer. Zo bleef hij even liggen. Toen ging hij rechtop zitten en zette het volume van de walkman wat hoger. De ruis begon een sissend geluid te maken, maar ondanks dat hoorde hij het toch. Hij zwaaide zijn benen het bed uit en liep naar de woonkamer. Het bandje verhuisde naar het cassettedeck van zijn stereo en hij zette het volume helemaal open. De speakers ruisten en gonsden, maar hij hoorde het duidelijk. Onder de deken van ruis hoorde hij op de cassette een stem.

 

“Ik denk dat ik ze een keer ergens in een doos die langs de kant van de weg stond heb gevonden. Ik heb ze toen meegenomen omdat ik dacht dat er muziek op zou staan. Mooi niet dus. Maar toen las ik een artikel over het maskeren van lawaai met een ander gelijkmatig geluid en moest meteen aan jou denken.”
Sam draaide gespannen zijn koffiekopje rond tussen zijn handen. Zijn broodje had hij nog niet aangeraakt.
“Ik ben de hele nacht opgebleven. Ik heb alle andere bandjes open gebroken en de spoeltjes ervan omgedraaid. Toen ik dat eerste bandje repareerde heb ik per ongeluk de magneetband er ondersteboven in gedaan. Daardoor speelde de inhoud ervan zich achterstevoren af. Ken je die oude langspeelplaten, die met die verborgen boodschappen aan het eind? Je moest zo’n plaat achterstevoren draaien om de boodschap te kunnen horen. Anders hoorde je enkel wat incoherent geroezemoes. Ik heb maandenlang voor het slapen gaan naar ruis met daarin een achterstevoren ingesproken boodschap liggen luisteren!”
Het kopje klemde hij nu met beide handen vast. Zijn starende blik gaf Frank een benauwend gevoel.
“Wat stond er op de bandjes?”
Sam liet het kopje los en begon met het theelepeltje te frutselen. Zijn vingers beefden echter zo erg dat hij daar ook al snel mee op hield.
“Eerst kon ik er niet veel van maken. Ik heb de bandjes, voor zover ze al niet oud waren, behoorlijk grijs gedraaid. Niet alles heb ik kunnen ontcijferen, maar hetgeen ik wel kon verstaan was zo onrustbarend dat ik meteen alle andere cassettes uit elkaar heb gehaald. Daarna heb ik ze de rest van de nacht zitten beluisteren.”
Hij streek met een trillende hand over zijn voorhoofd.
“Het was nog een hele puzzel om te bepalen in welke volgorde de bandjes hoorden.”
Na de eerste slok heeft ook Frank niet meer van zijn koffie gedronken. Hij begon zich af te vragen wat er precies op de door hem geleverde bandjes stond. Sam probeerde ondertussen zijn vingers op tafel te kalmeren.
“Je bedoelt dat de boodschap tien cassettebandjes beslaat?” vroeg hij uiteindelijk onzeker. “Is dat niet wat lang voor een geheime boodschap?”
Met vermoeide ogen keek Sam hem aan.
“Sommige stukken tekst komen verschillende keren terug, maar degene die het ingesproken heeft heeft de tijd genomen om zijn waarschuwing duidelijk te maken.”
Sam lijkt er eindelijk klaar voor te zijn en begint een samenvatting te geven over wat hij de afgelopen nacht heeft gehoord.

“…en zo zijn de schilderijen over de aarde verspreid en op tactische plaatsen terecht gekomen.” Hij zakte achterover. “Stel je voor, je hebt een mooi schilderij in huis gehaald, maar dan blijkt het een val te zijn. Je staat het te bewonderen en dan opeens, tsjak, ben je er niet meer en kunnen je familieleden de restjes opruimen. Gruwelijk.” Weer wreef hij met zijn hand over zijn gezicht. “Wie verzint er zoiets.”
Frank zat ook een beetje witjes voor zich uit te staren. Hij vroeg zich af hoe de waarschuwing voor de kunstwerken op de cassettes terecht was gekomen. Was er iemand achter het plan gekomen? Of had de maker van de schilderijen zelf er genoegen in geschept een versleutelde waarschuwing de wereld in te helpen? Het was genoeg om een algehele paniek te veroorzaken, zonder dat zijn slachtoffers er ook maar iets aan konden doen, want op de cassettes werd niet verteld waar de schilderijen zich bevonden of hoe ze er uit zagen.
“Dit is ernstig,” concludeerde hij. “We moeten hiermee naar de politie gaan voordat er doden vallen.”

 

Hij vroeg zich af of hij er wel goed aan had gedaan ze bij het vuilnis te zetten. Het waren dan wel oude opnamen, ingesproken aantekeningen voor zijn nieuwe sci-fi/horror-roman, maar het waren wel teksten die hij niet met de buitenwereld wilde delen. Hij zorgde er altijd voor dat de teksten die hij de deur uit deed in principe helemaal gereed waren om gepubliceerde te worden. Zijn werk was zijn trots en hij vond dat niemand iets te maken had met de knullige manier waarop hij de eerste versies van zijn verhalen formuleerde. Het was wel vaker voorgekomen dat een zwerver er met de spullen die langs de kant van de weg stonden aan de haal gingen. Hij hoopte maar dat niemand zijn bandjes ooit nog zou beluisteren. Hij zou zich dood schamen voor de onzin die hij er op in had gesproken. Maar ja, op die manier brainstormend kwamen bij hem wel de beste ideeën naar boven. Toen hij de bandjes wilde wissen bleek de opnameknop van zijn oude cassetterecorder niet meer te werken. En toen heeft hij uit armoe de spoelen maar omgedraaid om de inhoud toch nog iets te versleutelen.