Fleece

De wolken wijken eindelijk en een waterig zonnetje breekt door. Voor haar kraampje begint het langzaamaan weer druk te worden en tevreden schenkt ze zichzelf nog een bekertje thee in. Ze heeft haar breiwerk weer opgepakt als ze merkt dat een oude man voor haar kraampje stil is blijven staan. Hmm, niet bepaald het type dat voor zijn vrouw wat knotten wol komt kopen.
‘Zit er iets van je gading bij?’ informeert ze terwijl ze hem over haar bril aankijkt. Wel, zo oud is hij ook weer niet.
‘Mijn excuses dat ik het zo direct vraag, maar klopt het dat je hier voor het eerst staat?’
Zijn warme glimlach doet haar even aarzelen.
‘Het is niet de eerste keer dat ik op een markt sta, hoor,’ ze zet een paar steken, ‘Ik bezit deze handwerkkraam al jaren, maar inderdaad, ik ben vandaag voor het eerst hier in deze stad.’
‘Dat dacht ik al,’ er verschijnen geamuseerde rimpeltjes naast zijn ogen, ‘Ik had je hier nog niet eerder gezien’.
Ze laat haar breiwerk zakken.
‘Je komt hier vaker, zo te horen.’
‘Ik heb jarenlang zelf een kraam gehad. Maar op een gegeven moment merk je dat je te oud voor dit werk bent geworden en dan doe je er goed aan ermee te stoppen.’ Hij kijkt rond naar de andere kraampjes die eveneens uit kunstof panelen zijn opgebouw en snuift de door de regen opgefriste lucht op. ‘Maar ik kan het niet missen. Ik zoek mijn oud-collega’s nog elke keer op als de markt in de stad is.’
‘Zozo, een oud-markthandelaar,’ knikt ze. ‘Zeg, heb je zin in een bakje thee?’
Ze legt haar breiwerk neer en pakt de kan van het warmhoudplaatje. Peinzend bekijkt ze de inhoud.
‘Ik zal dadelijk weer wat bij moeten maken. Jammer dat de dichtstbijzijnde watertap zo’n eind lopen is. Alle kraampjes hebben tegenwoordig electriciteit, maar privé stromend water zit er voorlopig nog niet in.’
Ze rommelt in de doos met roerstaafjes en plastic bekertjes.
‘Met of zonder suiker?’
‘Tja, in de tijd voordat deze kraampjes werden geïntroduceerd was het behelpen,’ hij klopt op het aluminium frame dat de kunststof zijwand omlijst, ‘De werkomstandigheden zijn tegenwoordig een stuk beter. Zelfs met slecht weer zit je warm en droog. En ook het plein hebben ze onder handen genomen.’
Ze werpt een blik op de straatstenen voor haar kraam. De plassen van de regenbui zijn al allemaal verdwenen.
‘Jullie stad heeft dit plein inderdaad van een geweldig goede afwatering voorzien.’
Haar oog valt op het kraampje aan de overkant.
‘Volgens mij staat daar nog zo’n ouderwets kraampje.’
De man kijkt even om.
‘Dat klopt. De oude Joris is de enige in de stad die nog zo’n oud open ding met van die stalen staanders heeft.’ Meewarig bekijkt hij het zeildoeken gevaarte. ‘Hij kan er geen afstand van doen, ondanks dat hij de constructie niet eens meer in zijn eentje kan opzetten. Maar het past wel bij zijn koopwaar, dus laten we hem maar, hè.’
Ze staart naar de overkant, naar de man achter de uitgestalde ambachtelijke meergranenbroden. Meer dan een pet, een shirt en daarover een kraagloze jas heeft hij niet aan.
‘Gaat hij het niet koud krijgen, in zo’n kraampje zonder achterwand?’
‘Waarschijnlijk wel. Het loopt alweer naar het einde van de herfst.’
Ze fronst bezorgd.
‘Misschien moet ik hem een knot wol kado doen. Kan ‘ie er warme wanten van laten breien.’
‘Gebreid? Dat houdt de wind en de regen toch niet tegen?’
‘Gewone wol niet, maar als je fleece-wol gebruikt en het daarna goed wast zodat het krimpt wel.’
De man trekt vragend een wenkbrauw op.
‘Hier kijk maar eens,’ ze heeft een knot gepakt en werpt het hem toe, ‘Getextureerd garen, voel maar.’

Enigszins verbaasd ziet ze dat de man een fractie van een seconde wacht met zijn hand op te tillen. Als hij dan toch, veel te laat, de bol probeert te vangen grijpt hij er compleet naast. De knot wol stuitert tegen zijn bovenarm en stoot de theekan omver. Snel vist ze de kan uit haar natte koopwaar. In haar ooghoek ziet ze iets oplichten. De fleece-wol is in de plaats van de theekan op het warmhoudplaatje blijven liggen en heeft vlam gevat. Even heeft de schrik haar in haar greep, dan houdt ze de kan omgekeerd boven de vlammen. Er vallen slechts een paar druppels uit. Een theedoek. Ze zet de kan weg en rommelt in de dozen die ze onder de tafel heeft gezet. Verontrust stelt ze vast dat ze alleen maar gebreide truien en sjalen bij zich heeft en die durft ze niet op de vlammen te leggen. Ze verwacht dat deze veel te gemakkelijk in brand zullen schieten. Ze heeft water nodig. De centrale tap bevindt zich bij de EHBO-post, maar ze vreest dat als ze die bereikt heeft het grootste deel van haar kraampje al in vlammen zal zijn opgegaan. Verwilderd speurt ze de straat af naar een achtergebleven plasje regenwater. Als ze nu eens de natgeworden knotten boven het vuur uitwringt? Waar is de regen als je hem nodig hebt?

Opeens staat de man weer voor haar. Hij leegt de volle theekan over de vlammen en verschrikt doet ze een stap achteruit als ook aan haar kant het water van de tafel stroomt.
‘Dank je wel,’ stamelt ze beduusd.
Een flinke groep mensen heeft zich voor haar kraampje verzameld, maar deze kan ze geruststellen. Ze is alleen wat geschrokken, de schade is beperkt gebleven en iedereen loopt opgelucht weer verder.
De man legt een breinaald neer.
‘Deze heb ik even geleend,’ verontschuldigt hij zich. ‘Ik realiseerde me gelukkig op tijd dat de dichtstbijzijnde waterbron hier aan de overkant is.’
Haar blik gaat even naar het kraampje aan de overkant. Ze kijkt hem niet-begrijpend aan.
‘Die oude kraampjes hebben de onhebbelijkheid dat er na zo’n bui als daarnet altijd water op het zeildak achterblijft,’ legt hij uit. ‘Vroeger gebruikten we een bezemsteel om het zeil iets op te lichten, waarbij je er altijd op moest letten dat er niet net een klant onder stond. Ik heb daar nu deze breinaald voor gebruikt en de kan eronder gehouden.’
‘Toen je over de markt van vroeger vertelde, bedoelde je waarschijnlijk niet dat je dat alleen van horen zeggen had.’
Ze merkt dat haar stem beeft. De schrik is nog niet helemaal verdwenen.
‘Je hebt zelf nog met die oude kraampjes gewerkt, hè? Hoe oud ben je eigenlijk?’
De man noemt zijn leeftijd. Haar ogen lichten vol bewondering op.
‘Je ziet er nog goed uit voor je leeftijd. Heel goed.’
Hij haalt glimlachend zijn schouders op.
‘Het heeft zo zijn voor- en nadelen. Het is vooral een kwestie van goed op jezelf letten. En geld opzij zetten voor een facelift.’
Weer die pretrimpeltjes naast zijn ogen. De zon komt vanachter de laatste wolk tevoorschijn en ze voelt een dankbare warmte door haar heen stromen.
‘Ik neem aan dat je vanavond nog in de buurt bent,’ zegt ze op zachte intieme toon, ‘Heb je zin om aan het eind van de dag samen ergens wat te gaan drinken?’
De man kijkt haar verlegen aan.
‘Kun je dat nog een keer herhalen?’ verontschuldigt hij zich, ‘Mijn reflexen zijn niet meer zo goed, maar ook mijn gehoor is niet meer wat het geweest is.’