Erfenis

ErfenisIk parkeerde net mijn vrachtwagen tegen de bank toen mama de woonkamer in liep.
‘Lieverd, hier is iemand die even met je wil praten.’
In de deurpost achter haar stond een man. Een grote man in uniform. Mijn vrachtauto schoot spontaan op de rem.
De man nam zijn pet af, liep de kamer in en ging met een vriendelijke glimlach voor me op zijn hurken zitten.
‘Dat is een mooie Meccano-auto die je daar hebt.’
Ik sloeg mijn ogen neer en reed mijn vrachtwagen half onder de bank.
‘Die heb je vast van je vader gekregen, is het niet?’
Ik knikte en keek hoe de vingers van mijn ene hand over de tegelvloer wreven.
‘Ik ben een vriend van je vader,’ ging hij op ernstige toon verder, ‘Je weet waar je vader nu is?’
‘Die is in de hemel,’ zei ik zachtjes. Voorzichtig keek ik naar de goudkleurige knopen van zijn jas.
‘Ik heb je vader leren kennen toen we samen ons land verdedigden. Hij had het vaak over jou. Hij heeft me gevraagd of ik, mocht het nodig zijn, dit aan je wilde geven.’
Hij haalde iets uit één van de zakken van zijn imposante jas. Toen hij zijn hand geopend voor me hield zag ik dat er een goudkleurig klokje in lag. Hij pakte het kettinkje dat eraan vast zat en tilde het op. Draaiend hing het kleinood tussen ons in.
‘Dit is een heel bijzonder horloge. Het is nog van jouw opa geweest. Die heeft het meegenomen toen hij in de Eerste Wereldoorlog naar het front moest. Als dokter maakte hij de gewonde soldaten beter. Dat moest hij ook doen toen hij door de vijand gevangen werd genomen. Omdat hij bang was dat ze het horloge anders af zouden pakken verstopte hij het op een plaats waar de vijand het nooit zou vinden.’
Mijn ogen waren van het klokje omhoog gedwaald en ontmoetten de zijne.
‘Weet jij waar hij het verstopt had?’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Hij verstopte het in zijn pot met maden,’ hij glimlachte even, ‘Weet jij waar hij die maden voor gebruikte?’
Vragend keek ik hem aan. Wat waren maden eigenlijk?
‘Met die beestjes maakte hij de wonden van de soldaten schoon. Maden eten namelijk rottend vlees op.’
Ik besloot weer naar het klokje te kijken.
‘Zo is dit horloge veilig de Eerste Wereldoorlog doorgekomen. Toen de Tweede Wereldoorlog begon heeft ook jouw vader het horloge mee naar het front genomen en ook hij heeft het moeten verstoppen toen we in handen vielen van de vijand. Kun jij raden waar jouw vader het horloge verstopt had?’
Ik probeerde me te herinneren hoe hij de inhoud van het glazen potje had genoemd.
‘Jouw vader was geen dokter, dus hij had geen pot met maden bij zich. Nee, hij heeft dit horloge maandenlang verstopt in zijn bips, dag en nacht.’
Ik keek hem met ontzag aan. Zelfs ‘s nachts. Wauw.
‘Je vader is tijdens zijn gevangenschap ziek geworden en uiteindelijk heeft hij dit horloge aan mij gegeven. Daarna heb ik het op mijn beurt een paar maanden in mijn bips verstopt.’
Ik ging even verzitten omdat mijn voet begon te slapen.
‘Maar nu is de oorlog afgelopen en ben ik naar jou gekomen.’
Hij ging iets rechter zitten en trok een officieel gezicht.
‘Het is voor mij een grote eer je dit speciale horloge te overhandigen, zodat ook jij het door zal kunnen geven aan jouw kinderen.’
Hij gaf me een knipoog en liet het klokje in mijn geopende hand vallen.
Het volgende moment viel het stuk op de tegelvloer.
Ik had namelijk in een reflex mijn hand teruggetrokken. Met opgetrokken neus keek ik naar hem op.
‘Vies,’ zei ik.

Als ik later groot ben wordt ik vrachtwagenchauffeur en geen dokter. En ook geen soldaat.


Dit verhaal heeft meegedaan aan de boekenweekschrijfwedstrijd “Gouden tijden, zwarte bladzijden”.

(Vrij naar Tarantino’s “Pulp fiction”)
(Heel vrij)