Klapband

Hij geeft gas en voelt hoe het voertuig onder zich in de bocht scheefzakt. Iets laat hij het stuur vieren, ondertussen drukt hij het pedaal nog verder in. Hij houdt zich stevig aan het stuur vast terwijl de kluiten grond tegen de beplating van de cabine spatten. De dikke banden krijgen weer grip op de grond en het vehikel schiet vooruit. Hij trapt het gas nu helemaal in en dendert over de stoppels naar de andere kant van de akker. Nog twintig meter. Nog vijftien. Hij stampt de rem de bodem in en gooit het stuur om. De motor voor hem loeit en hij maakt een slag van 180 graden. Dan is het gaspedaal weer aan de beurt. De wagen is nog bezig achteruit te glijden terwijl de spinnende banden alweer aangeven een totaal andere kant op te willen. Op dat moment lijkt één van de achterbanden iets hards in de grond te raken. De neus van het voertuig draait iets naar links en hij krijgt de paaltjes die het stuk land afbakenen in de gaten. Van schrik heeft hij een fractie van een seconde het gevaarte niet meer in de hand. Hoort hij niet aan de andere kant van de afzetting te zitten?

“Hoi, ik zie dat je wat hulp kunt gebruiken.”
Krijn kijkt op en ziet buurman Everet het erf op lopen. Hij laat de zwengel van de krik los en strekt zijn rug.
“Je komt inderdaad als geroepen.”
Everet blijft op een afstandje staan en kijkt verbaasd naar de tractor.
“Jeetje, gebruik je dat vehikel nog steeds?”
“Hij is te versleten om er mee te ploegen, maar dat is voor mij geen reden om hem weg te doen. De motor doet het nog goed.”
Zijn buurman loopt in een boogje om het bemodderde gevaarte heen. Het motorblok is deels ontmanteld en de doorzichtige kunststof beplating van de cabine zit vol krassen en scheuren. Bovendien zakt het voertuig naar één kant door.
“Hoe heb je dat voor elkaar gekregen,” Everet is naar het voertuig toe gelopen en duwt met een voet tegen de dikke profilering van de achterband, “Je moet er wel heel lomp mee bezig zijn geweest om zo’n band lek te krijgen.”
“Ik gebruik deze trekker om zo nu en dan mee over het land te crossen.”
Zijn buurman kijkt hem verwonderd aan.
“Af en toe heb ik daar opeens zin in. Even alles eruit gooien. En dat kan ik het beste met deze oude brik doen. Veel kan er niet meer aan kapot gaan.”
Everet kijkt even om naar het versleten en besmeurde vehikel.
“Het ziet er niet echt uit als een raceauto,” zegt hij bedenkelijk, “Als je het mij vraagt is de wegligging veel te hoog.”
“Je moet inderdaad een beetje uitkijken bij het nemen van een bocht, maar weinig terreinwagens hebben zo’n goede grip op de ondergrond als deze wagen. Heb je wel eens een trekker zien driften?” grijnzend kijkt hij Everet aan, “De betonnen platen achter de stal zijn daar ideaal voor. ‘s Ochtends als alles nog een beetje nat is van de dauw en je neemt een goede aanloop, nou, dat moet je uitkijken dat je niet de mestopslag aan het eind van het plateau inschuift.”
Everet begint ook te grinniken. Het enthousiasme van zijn buurman werkt aanstekelijk. Krijn heeft ondertussen een steeksleutel gepakt en samen beginnen ze de moeren van het achterwiel los te draaien.

“Maar nu heb je me nog steeds niet verteld hoe je die band lek hebt gekregen.”
De voorlaatste moer valt op de grond en Krijn wist het zweet van zijn voorhoofd.
“Ik vraag het mezelf ook nog steeds af. Ik moet op iets scherps in de grond hebben gereden,” hij knikt met zijn hoofd naar het stuk land achter het hekwerk van paaltjes, “Ik ben nog niet terug gegaan om te kijken wat het was.”
Ontzet kijkt Everet de aangewezen richting uit.
“Je bedoelt toch niet dat je vanochtend op het oude mijnenveld hebt rondgereden?” vol ongeloof staart hij zijn buurman aan, “Ben je helemaal gek geworden? Het ligt daar vol met projectielen die nog niet zijn afgegaan.”
Krijn haalt zijn schouders op: “Ach, je weet hoe dat gaat. In mijn dolle bui heb ik de erfafscheiding over het hoofd gezien. Plotseling merkte ik dat ik het oude mijnenveld in was gereden en meteen daarop hoorde ik vlak onder me een enorme knal.”
Everet laat de steeksleutel los en kijkt hem met gefronste wenkbrauwen aan.
“En toen?”
“Toen ben ik met tractor en al de lucht in gevlogen, in duizenden stukjes.”
Krijn kijkt hem zwijgend aan, maar Everet’s wenkbrauwen blijven in dezelfde stand.
“Dat was een grapje. Het was de band die klapte.”
Hoofdschuddend helpt Everet hem verder de moer los te draaien.
“Weet je zeker dat het niet een mijn was die je geschampt hebt?”
“Nee, mijnen zijn ovaal van vorm. Die ondingen bevatten geen scherpe uitsteeksels.”
Ze zetten de steeksleutel op de laatste moer.
“Jouw hobby doet me wel denken aan de functie die één van mijn betovergrootvaders in het leger uitoefende,” vertelt Everet tussen twee aanzetten door, “Tijdens één van de laatste oorlogen was hij tankbestuurder. Die wagens hadden behoorlijk wat paardenkracht. Ik denk dat ze hadden kunnen wedijveren met die trekker van jou.”
Met een laatste ruk geeft ook de laatste moer mee.
“Ondanks de plompe omvang accelereerden die gepantserde wagens als gekken. Als ze op volle snelheid waren was het bijna onmogelijk ze met een granaat te raken. Het enige waar tankbestuurders bang voor moesten zijn waren landmijnen.”
Met vereende krachten schuiven ze het wiel van de as. Terwijl ze het op de grond laten zakken gaat vervolgt Everet zijn uitleg.
“Ze schenen in die tijd de mijnen ook dieper onder de grond te begraven. Eén van de klassieke tactieken was om met een terugtrekkende beweging van het voetvolk de vijandelijke tanks op deze mijnen te laten lopen. En omdat een normaal aangelegd mijnenveld met springstof dat vlak onder de oppervlakte ligt veel te gevaarlijk is voor de eigen soldaten gebruikten ze dieper aangelegde mijnen. Soldaten te voet konden op die manier door het veld trekken zonder iets in de lucht te laten vliegen. Alleen zwaardere voertuigen die op de pin reden die net boven de grond uitstak konden de mijn laten ontploffen. Maar ook lichtere voertuigen moesten uitkijken. De pin die uit zo’n mijn stak was vrij scherp. Voertuigen die niet voorzien waren van rupsbanden konden zich hierop lek rijden. Maar ja, uiteindelijk maakte dat toch niet veel uit, want meteen daarna vloog zo’n wagen toch met mijn en al de luch-holy sh…”
Hij kijkt Krijn aan die zich ook lijkbleek heeft opgericht. Snel schuift Everet de gereedschapskist naar hem toe.
“Ik denk dat je het beste even kunt gaan zitten.”