Gletsjer

De kist hebben ze van opa gekregen en samen met vader hebben ze het geheime luik in het deksel gezaagd. Daarna hebben ze de hele week geoefend en de grootste lol gehad. Van de hele familie hebben ze alleen maar positieve en verbaasde reacties gekregen. Maar nu wil grote broer het stuk op de zaterdagmarkt in de stad opvoeren. Als het echt zo’n geweldige goocheltruc is, dan moeten ze er veel geld mee kunnen verdienen. En dat was het moment waarop het enthousiasme van kleine broer wat gedaald was. De verdwijntruc met hun konijn voor de familie doen was leuk geweest, maar hij zag er tegenop om het kunststukje voor onbekenden op te voeren. Grote broer was er zeker van dat de show spectaculair genoeg zou zijn om ook de marktbezoekers te overdonderen, dus dan zal dat wel waar zijn. Ze zouden de kist op het plein voor de muziekkoepel neerzetten, de doos met glitters op de kist plaatsen en het publiek zou nieuwsgierig toestromen om de verdwijntruc te komen bekijken. Dan zouden ze net doen alsof er iets mis ging en met veel misbaar spelen dat hun konijn verongelukt was om daarna voor de verbaasde toeschouwers het konijn weer levend en wel tevoorschijn te halen.
Kleine broer voelde er nog steeds niet veel voor om de act midden op de markt op te voeren, maar grote broer had hem omgepraat. Hij hoopte maar dat er geen klasgenootjes kwamen kijken.
Ook had grote broer besloten dat ze het beste over de dichtgevroren rivier naar de stad konden gaan. Via de brug was een stuk omlopen en het ijs was dik genoeg. Het had al dagenlang flink gevroren. Bovendien zouden ze met de slee waar ze de kist op hadden gezet op het ijs veel gemakkelijker vooruit komen dan over de halfgesmolten sneeuw op de brug.

Kleine broer tilt het deksel even op om te kijken of het met konijn nog allemaal goed gaat. Ze hebben in een hoek van de kist een oude handdoek en wat hooi gelegd waarop het knaagdier met half gesloten ogen rustig met zijn neus op en neer zit te bewegen. Grote broer kijkt om. Snel laat hij het deksel zakken en gaat hij weer achter de kist staan om mee te helpen duwen. Grote broer slaat het touw van de slee over zijn andere schouder en kijkt in de richting van de brug. Het is vanochtend niet alleen steenkoud, er hangt ook nog eens een dichte mist. De oever waarlangs ze op het ijs geklommen zijn waren ze al snel uit het oog verloren en nu was ook de brug uit het zicht verdwenen. Hij hoopt dat de dichter wordende mist de mensen er niet van zal weerhouden naar de markt te komen.
Hij zet er de pas weer in. De mist om hen heen dempt elk geluid. Het enige dat hij hoort is de slee die vooruit glijdt en het af en toe kraken van het ijs.
Weer kijkt hij om want hij voelt dat kleine broer opnieuw gestopt is met duwen.
“Laat konijn nu een keer met rust. Dat beest krijgt het alleen maar koud als je telkens het deksel open doet.”
Kleine broer wrijft zijn wanten tegen elkaar.
“Lopen we nog in de goede richting? Het duurt zo lang.”
Grote broer laat het touw van zijn schouder zakken en tuurt in de richting waarvan hij verwacht dat de stad op zal doemen. De mist is daar nog even dicht als overal om hen heen.
“We hadden er allang moeten zijn. Volgens mij steken we de rivier schuin in plaats van recht over.”
In de verte klinkt een knal als er weer een scheur in het ijs schiet.
“We kunnen mijn horloge gebruiken als kompas. Je weet wel, net als in het padvindershandboek. De kleine wijzer wijst naar het noorden als je de lijn die midden tussen de kleine en de grote wijzer ligt naar de zon laat wijzen.”
“Volgens mij moet je de grote wijzer naar de zon richten.”
“O, weet jij het beter?”
Hij bestudeert de wijzerplaat verder en negeert de boze blik van kleine broer. Daarna kijkt hij omhoog. Ook daar hangt de mist als een witte deken over hen heen. Misschien is het toch niet zo’n goed idee. Als je niet weet waar de zon zit heb je aan een horloge als kompas ook maar weinig.
Kleine broer heeft het deksel weer opgetild en rommelt wat rond in de kist.
“Wat zoek je?”
“Een magneet”, klinkt het gedempt.
“Dan kunnen we een naald magnetisch maken zodat die naar het noorden wijst.”
Grote broer loopt naar de kist toe en helpt het deksel open te houden. Bij het ombouwen van de kist in een magische toverdoos hebben ze niet de moeite genomen de rommel eruit te halen. Misschien is dat nu hun redding.
Kleine broer houdt de transformator die de grasmaaiermotor met de accu verbindt omhoog.
“Hierin zit toch een spoel met een magneet, hè?”
Grote broer kijkt verontwaardigd.
“Nee, die gaan we er niet uit halen!”
Hij duwt de arm van kleine broer terug de kist in.
“Die hebben we nodig voor de goocheltruc. Waag het niet dat ding te slopen!”
Kleine broer heeft de transformator losgelaten en kijkt hem met grote ogen aan. We zijn verdwaald, hoor! Wat moeten we dan doen om aan de overkant te komen?
Grote broer lijkt voet bij stuk te houden dus duikt hij weer de kist in. Tot zijn verbazing ziet grote broer dat hij dit keer konijn er uit haalt.
“Wat ben je nu weer van plan?” reageert hij boos.
“We kunnen konijn gebruiken om de oever te zoeken. Hij heeft net als een hond een goede neus, dus kan hij ons de weg wijzen”, legt hij uit terwijl hij het dier op het ijs neerzet.
“Ik denk eerder dat hij ons de weg naar zijn hok achter de schuur zal wijzen. Hou toch op. Dit gaat echt niet lukken.”
Hij is ergens wel blij dat konijn kouwelijk op zijn plaats blijft zitten en alleen schichtig zijn ogen beweegt. Er is zo weinig zicht dat, mocht konijn toch opeens de geur van zijn hok te pakken krijgen, ze het witte dier al snel uit het oog zouden zijn verloren. Zelfs als kleine broer hem vanaf een afstandje roept blijft het dier als een ongelukkig hoopje op zijn plaats zitten.
“We hadden dat beest ook een naam moeten geven” oppert grote broer.
“Hij zal niet reageren als je alleen maar ‘konijn’ naar hem roept”.
“Maar ik vindt Fluffie een stomme naam!”
“Was dan met een betere naam gekomen.”
“Waarom mocht ik ‘m niet Arna noemen?”
“Dat is geen naam voor een konijn.”
Voorzichtig loopt grote broer naar konijn en stopt het rillende beestje terug in de kist. Dan kijkt hij weer naar de plaats waar konijn op het ijs heeft gezeten. Hij bekijkt ook het ijs er omheen.
“Zie je die ribbels?”
Kleine broer wrijft met zijn schoen over het hobbelige oppervlak van het ijs. Het was hem al opgevallen dat het ijs onder de slee niet helemaal glad is.
“Het heeft volgens mij gewaaid toen de rivier dichtgevroren is. Deze ribbels zijn de golfjes die het water maakte op het moment dat het bevroor.”
Kleine broer kijkt nu iets geïnteresseerder naar de ijsvloer.
“Deze hobbels lopen allemaal in dezelfde richting. We hoeven ze alleen maar te volgen om aan de overkant te komen.”
Kleine broer kijkt opgelucht. Het klinkt logisch dat de wind aan de ene kant van de rivier in dezelfde richting blaast als aan de overzijde. Dus als de ribbels hier naar het oosten wijzen, dan doen ze dat over de hele breedte van de rivier. Maar wijzen de hobbels wel naar het oosten? Moeten ze misschien niet haaks op de ribbels lopen? In welke richting liepen de golfjes ook alweer toen ze op het ijs stapten?

Voor hen doemt een stenen muur uit de mist op en grote broer laat een opgelucht gejuich horen. Ze laten de kist met konijn en de slee nog even op het ijs staan als ze de kademuur op klimmen. De mist lijkt hier iets minder dicht te zijn, al is het zicht nog steeds beperkt.
“Welke kant moeten we op voor de markt?” vraagt kleine broer als grote broer hem op de stenen heeft getrokken. Grote broer kijkt naar de net zichtbare huizen. Zitten ze nu links of rechts van de slagerij? Hij kan deze gebouwen niet meteen plaatsen. Die verdomde mist ook. Hij loopt de straat over. Vreemd, nog steeds komen de gebouwen hem niet bekend voor. Kleine broer kijkt hem na als hij de kade af begint te lopen. Alleen maar winkels en huizen die hij niet thuis kan brengen. Zijn ze tijdens de oversteek zo ver afgedwaald dat ze in een onbekende wijk terecht zijn gekomen? Opeens blijft hij verschrikt stil staan bij een raam. Deze herkent hij wel. Hier heeft hij een maand geleden ook naar binnen staan kijken. Maar dat was toen hij samen met vader inkopen had gedaan in de stad die verder stroomafwaarts ligt. Ze zijn in de verkeerde stad terecht gekomen. Maar hoe is dat mogelijk? Zo ver konden ze toch niet van de route zijn afgedwaald?
Het geroep van kleine broer doet hem opschrikken. Zijn broertje staat druk zwaaiend op de plaats waar ze aan wal zijn geklommen.
“Konijn is weg!”
Ook grote broer ziet het. Daar waar ze de slee op het ijs achter hebben gelaten staat geen slee meer. Ook van de kist met daarin de ster van hun show is geen spoor. Alleen de ijsvloer die in de mist verdwijnt. Verward gaat grote broer op de rand van de kademuur zitten. Kleine broer volgt zijn voorbeeld en kijkt hem vragend aan. Onder hen kraakt het ijs.
Dan zien ze dat het ijs langzaam onder hun voeten door schuift. De rivier beweegt zich als een grote ijsschots stroomafwaarts langs het stadje. In het ijs staat een paaltje met daaraan een bord ‘Verboden zich op het ijs te begeven’. Verbouwereerd zien ze het bordje langzaam voorbij schuiven.
De slee met daarop de kist en konijn vinden ze een tiental meters verderop terug.