Vanille

Terwijl hij met één hand door het boekje op zijn schoot bladert kan hij nog net op tijd voorkomen dat een druppel vanille-ijs over zijn vingers glijdt. Na het ophalen van de stadsgids is hij naar het park gelopen met het plan om op één van de bankjes het gidsje door te nemen. Misschien was op zo’n zomerse dag als deze het niet zo’n goed idee om onderweg ook nog een ijsje te kopen.
Hij slaat het boekje dicht en richt al zijn aandacht op het smeltende ijs. Als de situatie boven op het hoorntje een beetje gestabiliseerd is bekijkt hij de achterzijde van het stadsgidsje. Op pagina 36 staan de uit-tips. Welke leuke dingen zijn er hier te doen als de zon is ondergegaan? Hij probeert met één hand de juiste bladzijde te vinden. Verdorie. Een druppel ijs heeft kans gezien via de achterkant de punt van het hoorntje te bereiken en is op zijn broek gevallen. En er is niet eens water in de buurt. Hij likt snel de onderzijde van het ijsje schoon en kijkt nogmaals rond. Nee, dit park heeft niet eens een drinkfontein. Hij herinnert zich het flesje dat in zijn tas zit. Met het vooruitzicht op een warme dag heeft hij vanochtend al wat drinken ingeslagen. Hij haalt het flesje tevoorschijn en draait het geklemd tussen zijn benen open. Priklimonade is niet de beste manier om een vlek uit je broek te krijgen, maar het moet maar. Het is het enige wat hij aan vloeistof op dit moment bij zich heeft.
Even overweegt hij of hij er goed aan doet nog even met zijn zakdoek over de plek te wrijven als zijn aandacht naar de grond wordt getrokken. Er lopen hier wel heel veel mieren. Dat was hem nog niet opgevallen toen hij hier ging zitten. Hij schud zijn voeten een beetje want een paar mieren zijn op zijn schoenen geklommen. Hij pakt de dop die hij naast zich op de zitting heeft gelegd om deze terug op het flesje te draaien als hij ziet dat er ook mieren op de bank rondlopen. Hij veegt er een paar van de zitting af. Het lijkt net alsof ze allemaal naar hem toe lopen. Misschien was het niet zo’n goed idee om zijn broek met limonade schoon te maken. Of is het het gemorste ijs waar ze op af komen? Hij staat vlug op want de zwarte beestjes zijn begonnen op zijn schoot te klimmen. Met zijn hand veegt hij over zijn bovenbenen terwijl hij zijn andere arm nog steeds gestrekt voor zich uit houdt om geen nieuwe vlekken op zijn broek te maken. Het helpt niet veel. Ook de mieren op de grond zijn bezig via zijn schoenen naar boven te klimmen. Hij staat op het punt een ongecontroleerde rondedans om het bankje te maken als een kauw luid kwetterend het pad op komt gestoven. Het springt venijnig om zich heen pikkend naar het bankje toe waar het ondertussen zwart ziet van de mieren. De beestjes zoeken een veilig heenkomen en ook de mieren die ondertussen zijn buik hebben bereikt lijken de hint van de vogel begrepen te hebben. Ze laten zich massaal op de grond vallen en binnen een paar tellen zijn de insecten even geruisloos verdwenen als dat ze gekomen zijn.
Hij laat zich voorzichtig terug op het bankje zakken en wil het ijs op het hoorntje weer wat bijwerken als hij merkt dat de vogel voor hem is blijven zitten. Het kijkt aandachtig tegen hem op.
“Dank je,” mompelt hij. Het is dan wel een dier, maar hij heeft het gevoel dat een bedankje in deze situatie wel op zijn plaats is. Toch is hij verbaasd als hij de kauw meent te zien knipogen.
“Kun je me verstaan?” probeert hij.
De vogel blijft hem aankijken, alsof het probeert zijn woorden te liplezen.
Hij wisselt nog een paar woorden met het dier, maar krijgt geen verdere reactie terug. Nu is het ook niet zo dat hij verwacht dat de vogel iets terug zou zeggen. Hij verlegt zijn aandacht weer naar het smeltende ijsje als hij een zacht geluid hoort. Het klonk niet als getsjilp, maar het kwam wel uit de richting van de kauw voor hem. Toch klonk het niet als een geluid dat een vogel ooit zou maken. Zou de kauw toch iets terug hebben gezegd? Met groeiende verbazing kijkt hij het beestje een tijdlang zwijgend aan. Zelfs als hij zich naar voren buigt blijft de vogel rustig zitten.
“Zei je iets?” vraagt hij zachtjes.
Weer hoort hij het geluid. Deze keer komt het vanachter hem. Hij kijkt om en ziet dat op de rugleuning een tweede kauw zit. Langzaam richt hij zich iets op, want ook deze andere vogel wil hij in het oog houden. Hij begint zich weer wat opgelaten te voelen want ook deze kauw houdt hem met een vreemde blik in de gaten. Met een ruk draait hij zijn hoofd naar rechts want een derde kauw heeft zich klapwiekend uit de stuik achter hem op de bank laten vallen. De kauw voor hem begint opeens luid te kwetteren en springt tegen zijn benen op. In een reflex draait hij zijn hand waarin hij het ijshoorntje houdt beschermend naar achteren. Daar maakt kauw nummer twee handig gebruik van. Met één sprong zit het beest op zijn onderarm. Ook de vogel rechts van hem heeft de aanval op het ijsje geopend.
Hij staat op het punt het hoorntje van zich af te gooien als iets zich pijlsnel en lenig over de bank en zijn schoot heen beweegt. Pas als het voor hem op de grond tot stilstand komt en alle drie de vogels onder luid protest de struiken in zijn verdwenen ziet hij dat zijn redder deze keer een kat is. Met verschrikte ogen kijkt hij het beest aan. Het dier krult rustig zijn staart rond zijn poten. Dan tilt het zijn kop op om en blijft het hem kalm aanstaren. Hoewel de zon hoog aan de wolkeloze hemel staat voelt hij ijskoude zweetdruppels over zijn rug glijden.
Zag hij nu de kat ook al naar hem knipogen?
Zonder verder naar het ijsje te kijken laat hij het op de zitting van het bankje vallen. Hij graait zijn spullen bij elkaar en zet het op een lopen.

De kat kijkt hem rustig na en springt dan op het bankje. Terwijl het naar het hoorntje loopt klinkt er geritsel in de struiken en over het grasveld naderen gestaltes. De kat zet zijn staart- en rugharen overeind en laat een diep gegrom horen. Maar als het aan het ijs begint gaat dit al snel over in een tevreden gespin.
Vanille, rrrr, zijn lievelingssmaak.