Morgen is het Halloween

Uiteindelijk had hij dan toch maar die injecteur aangeschaft. Het werd tijd dat hij zijn gierkar aan de kant zette en voor een milieuvriendelijkere bemestingsmethode koos. Bovendien hoefde hij met het nieuwe apparaat na zijn gierronde niet nog een keer zijn akkers rond te gaan om de mest de grond in te ploegen, maar verdween het goedje bij de eerste gang al meteen onzichtbaar onder de grond. En van dat gemak had hij nu spijt.
Als hij de afgelopen zomer nog gewoon zijn oude gierkar zou hebben gebruikt en hij had tijdens de rit even achter zich gekeken, dan zou hij het meteen in de gaten hebben gehad. Dan had hij misschien de boel nog kunnen verdunnen en was hij niet met het spul over al zijn velden heen gegaan. Maar daar was het nu veel te laat voor.
Mismoedig stond hij over één van de bakken met zijn aardappeloogst gebogen. Hij pakte er ééntje tussenuit en draaide het knolgewas rond tussen zijn vingers. Knalrood, net zo rood als de inhoud van de flessen die hij per abuis bij de mest had gedaan. Op de één of andere manier waren een paar flessen met kleurstof tussen de flacons met supplementen terecht gekomen. Zijn vrouw was in een opwelling begonnen met het maken van marsepeinen snoepgoed en normaliter stonden haar kleurstoffen op een veilige plek. Die ene keer dus niet. En daardoor was zijn hele aardappeloogst nu zo rood als een pioen, ook de binnenkant. Hij had er al een tiental doormidden gesneden.

“Jeetje, moet je de wortels zien.”
Zijn vrouw was de schuur binnen komen lopen en ze stond nu bij een andere kist met één van de wortels in haar handen. Het peentje was grasgroen.
“Wat is hiermee gebeurd?”
Hij vertelde het haar. Zij lag dubbel.
“Ik snap niet wat daar nu zo grappig aan is,” zei hij korzelig toen ze weer een beetje tot bedaren was gekomen, “Onze hele oogst is mislukt. Niemand gaat deze spullen kopen.”
“En waarom niet? Je proeft er niets van,” hikte ze, “De kleurstoffen die ik gebruik zijn volkomen smaakloos.”
“Bijsmaak of niet, het maakt voor wat je eet heel veel uit welke kleur het heeft,” hij pakte nijdig een wortel uit de kist en gebaarde ermee naar haar, “Stel dat er toch nog iemand is die deze spullen wil kopen. Stel dat die persoon zo dapper is ze te koken en op te dienen voor zijn familie. Denk maar niet dat iemand van dat gezin ook maar één hap van wortels met een kleur die ‘pas op, giftig’ uitschreeuwt door zijn keel krijgt.”
Hij moest zichzelf inhouden de wortel niet terug in de bak te gooien. De peentjes konden er zelf ook niets aan doen. Hij was degene die de fout had gemaakt.
“Och, zo’n vaart zal het niet lopen, toch?”
Hij smeet de wortel terug bij de rest.
“Het loopt wel zo’n vaart,” schreeuwde hij, “Hou op met te doen alsof er niets aan de hand is.”
Hij beende de schuur uit, zij bleef geschrokken achter.

De zachte kleuren van het bankstel kalmeerden hem. Hij had een schat van een vrouw, maar de laatste tijd begreep hij haar steeds minder. Waarom zag ze niet de ernst van de situatie in? Het leek wel alsof ze haar gevoel voor de realiteit aan het verliezen was. Ze was zomaar opeens met dat marsepeinen snoepgoed begonnen. Dacht ze nu echt dat ze daarmee hun tekort aan inkomsten konden aanvullen? Ze deed het vast niet alleen voor haar plezier. Die gril van haar bleek nu ook nog eens hun bedrijf de kop te kunnen kosten.
“Schat?”
Hij bromde iets terug. Ze liep de kamer in en ging bij hem op de bank zitten.
“We vinden er wel wat op.”
Haar hand op zijn bovenbeen. Als ze maar niet dacht dat dat veel ging helpen. Hij zuchtte en kneep zijn wenkbrauwen naar beneden.
“Het is over,” bracht hij na een tijdje uit, “Dat spul is onverkoopbaar. Ik denk niet dat we het nog een seizoen uit kunnen zingen.”
Hij keek haar aan. Tot zijn ontsteltenis zat zij tevreden te glimlachen.
“Dat moet je niet zeggen,” ze legde haar hand op zijn schouder. Hij deinsde verbijsterd naar achteren.
“Ik weet zeker dat morgen een heleboel mensen gekleurde aardappelen en wortels willen kopen.”
Eerst haar marsepeinwinkeltje, nu haar absurde positivisme. Ging hij nu naast zijn boerderij ook nog eens haar verliezen? Had hij al iets moeten vermoeden toen ze op het idee kwam een schildpad in de tuin te houden?
“Begrijp je het niet?” Ze streek met een opgewonden glimlach door zijn haar. “Morgen, het feest van de fakkels in de voortuin, de zuurtjes in cellofaan, de gifgroene cocktails. Morgen zetten we voor de woning een kraampje neer met al onze aardappelen en wortels en het zal lopen als een trein.” Haar gebaren werden steeds wilder. Hij zat gedrukt tegen de zijleuning van de bank.
“Morgen wil iedereen gifgroene peentjes en bloedrode aardappels kopen, want morgen is het Halloween.”